Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken

29-05-2024

Lezen 2 Korintiërs 4

Ons geloof doet ons spreken. Waarover? Over de schat die in ons hart is opgeborgen.
Mattheüs 12:34: 'uit de overvloed van het hart spreekt de mond.' Vrij vertaald: 'Waar het hart vol van is, loopt de mond van over.'
Tijdens de evangelisatie gebruik ik regelmatig deze uitspraak. Vooral naar mensen die zeggen dat geloof iets persoonlijks is en dat je daar niet over praat.
Vers 6 uit onze basistekst geeft mooi weer wat God in ons hart heeft gedaan: 'Want de GOD die gezegd heeft, dat er licht uit de duisternis zal schijnen, heeft in onze harten geschenen om ons te verlichten met de kennis van de heerlijkheid van GOD in het aangezicht van Jezus Christus.'

In vers 7 worden menselijke lichamen vergeleken met aarden vaten. Ik moest denken aan een kwetsbare aarden kruik waarin een groot geheimenis ligt opgeslagen, een schat, een onuitputtelijke bron. In de verzen daarna wordt deze kwetsbaarheid nog eens benadrukt: 'Want in alles worden wij verdrukt, maar niet verstikt, wij worden geslagen, maar niet veroordeeld.' 2 Korintiërs 4:8
Zo gaat het door tot aan vers 13. Het is het lot van een apostel waar Paulus over spreekt, maar kan het ook ons lot zijn?

We leven in een tijd waarin de verdrukking toeneemt. Een tijd waarin vervolging, verdrukking en doodsbedreiging steeds reëler worden voor christenen.
In Richteren 7 vers 20 kwam ik een mooi beeld tegen van aarden vaten die gebroken worden: 'Zo bliezen de drie groepen op de bazuinen en braken de kruiken. Met hun linkerhand hielden zij de fakkels vast en met hun rechterhand de bazuinen om [daarop] te blazen. En zij riepen: Het zwaard van de HEERE en van Gideon!'
Het is het beeld van een volk dat werd vervolgt, verdrukt en met de dood bedreigt.
Als de tijd dat Jezus Christus terugkomt nadert, zullen de bazuinen klinken, onze aarden vaten worden gebroken en Gods licht zal gaan stralen. Bij de laatste bazuin zullen wij in een oogwenk veranderd worden. 1 Kor.15:52-53: 'Zie, ik deel jullie een geheimenis mee: wij zullen niet allemaal ontslapen, maar wij allen zullen veranderd worden, plotseling, in een oogwenk, wanneer de laatste ramshoorn klinkt, en de doden zullen onvergankelijk opstaan en wij zullen veranderd worden.'

Allemaal heel mooi, echter de vraag rees in mij: Wat hebben wij nog allemaal te verduren zolang wij nog in die 'aarden vaten' rondlopen?
Het eerste vers van Korinthe 4 is hier duidelijk over: 'Daarom is deze bediening, die wij hebben, niet vermoeiend voor ons, vanwege de barmhartigheid die op ons rust.'
Er zijn wel een paar voorwaarden aan verbonden die we lezen in vers 2: 'Maar wij verwerpen stiekem, schandelijk gedrag en gaan niet met sluwheid te werk en ook vervalsen wij het Woord van GOD niet, maar door de openbaring van de waarheid maken wij onszelf voor GOD aan alle gewetens van de mensen bekend.'

Natuurlijk zijn we niet allemaal een apostel zoals Paulus. Toch vraagt deze tijdgeest om radicale keuzes in ons hart. Keuzes die zich uiten in een persoonlijke relatie met Jezus Christus. Een keuze die begint in de binnenkamer en van daaruit zijn effect heeft op de gemeenschap en mogelijk ook op je familie en kennissen die Jezus niet kennen.

Paulus leent een tekst uit Psalm 116:10: 'Ik heb geloofd, daarom sprak ik: "Ik ben heel erg verdrukt!" Hij ervaart net als de Psalmist dat banden van de dood hem omknellen.
Maar dan mogen wij ook de uitredding ervaren die beschreven staat in vers 6 t/m 8: 'De HEERE bewaart de eenvoudigen. Ik was uitgeput, maar Hij heeft mij gered. Mijn ziel, kom weer tot rust, want de HEERE heeft je goedgedaan. Want U hebt mijn ziel behoed voor de dood, mijn ogen voor tranen, mijn voet voor struikelen.'


Danken en bidden:

* Heer U zegt: 'predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht.' 2 Timotheüs 4:2

* Heer geef ons deze hartsgesteldheid van Paulus en Timoteüs om, binnen de taak die U ons heeft gegeven, Uw Woord te prediken.

* Heer de context in Psalm 116 over geloof en spreken lijkt heel anders, toch maakt U ons duidelijk door beide teksten heen dat ons spreken verdrukking teweeg brengt.

* Heer wij danken U dat U ons altijd in deze verdrukking tegemoet komt. Zodat wij samen met U kunnen zeggen:
'Ik zal de beker van de overvloedige verlossing opheffen, en de Naam van de HEERE aanroepen. Ik zal mijn geloften aan de HEERE nakomen, ten overstaan van heel zijn volk. Kostbaar is in de ogen van de HEERE, de dood van zijn getrouwen. O HEERE, ik ben immers uw dienaar, ik ben uw dienaar, een zoon van uw dienares. U hebt mijn banden losgemaakt. Ik zal U een dankoffer brengen, en de Naam van de HEERE aanroepen. Ik zal mijn geloften aan de HEERE nakomen, in tegenwoordigheid van heel zijn volk, in de voorhoven van het Huis van de HEERE, in jouw midden, o Jeruzalem! Hallelu-Jah!' Psalmen 116:13-19

Maak een gratis website.